Een werknemer krijgt een bedrijfswagen met tankkaart toegezegd, dit met een totale jaarlijkse kost van 9.000 euro (incl. leaseprijs, tankkosten, fiscale aspecten en mogelijke andere bedrijfswagen gerelateerde kosten). Daartegenover staat er dus een flexibel mobiliteitsbudget met dezelfde waarde van 9.000 euro per jaar.
1e optie: De werknemer kiest voor het mobiliteitsbudget, pijler 2 + restbedrag in pijler 3 (cash) aldus verdeeld:
- Flex abonnement NMBS Leuven – Antwerpen: € 1.514
- Huur van een deelfiets voor 50 keer per jaar: +/- € 200
- Huurkosten woning (indien woning binnen een straal van 10km van de werkplek): € 6.000
- Huur grote familiewagen gedurende 2 weken zomervakantie: € 1.000
Een totale kost van € 8.714 per jaar, waardoor het resterend saldo € 286 is. Dat saldo wordt uitbetaald in januari van het volgende kalenderjaar, wat neerkomt op een bijkomend nettobedrag van € 177,12 (= bruto – 38,07% bijzondere sociale bijdrage) bovenop het loon.
2e optie: De werknemer kiest voor het mobiliteitsbudget, maar heeft ook nood aan een bedrijfswagen. De werknemer kiest voor een combinatie pijler 1,2 en 3
Pijler 1:
De werknemer kiest een kleinere en goedkopere elektrische bedrijfswagen met een totale kost van 7.200 euro per jaar.
Het resterende bedrag voor pijler 2 en 3 is nog € 1.800.
Pijler 2:
- Eurostar Tickets naar Parijs: € 240
- Kinderfiets: € 1.200
Een totale kost van € 8.640 per jaar, waardoor het resterend saldo € 360 is. Dat saldo wordt uitbetaald in januari van het volgende kalenderjaar, wat neerkomt op een bijkomend nettobedrag van € 222,95 (= bruto – 38,07% bijzondere sociale bijdrage) boven op het loon.